Aan Henk Kamp, de minister van Economische Zaken

Etten, 13 januari 2016

Aan de minister van Economische Zaken

Onderwerp: beelden over energievoorziening nu en in de toekomst: splitsing ja of nee? Wel of geen Doetinchem – Wesel 380?

Zeer geachte Heer Kamp,

Bij deze brief vragen wij u af te zien van de aanleg van Doetinchem – Wesel 380, ook als de Raad van State het inpassingsbesluit niet vernietigt. Tijdens de zitting van de Raad van State van 7 en 8 dec jl. over het inpassingsbesluit en de onderliggende besluiten hebben wij namens de Stichting Behoud Kemnade en Waalse Water en de Stichting Leven met de Aarde ingesproken, omdat de lijn in onze streek de leefbaarheid voor en de gezondheid van mens, dier en bodem verder bedreigt en de lijn niet past in het decentrale energiebeeld van de toekomst. In dit verband hebben wij op 13 augustus 2015 een voorlopige voorziening aangevraagd, omdat wij menen dat het denken over nieuwe paradigma’s t.a.v. economie, energie en burgerparticipatie, gezien o.a. het klimaatprobleem, geen uitstel duldt.

Economie en energie

Economische Zaken en Milieu staan voor spannende tijden. Er liggen veel vragen op onze borden die meer met elkaar verbonden zijn dan velen beseffen. Ze kunnen niet zonder de inzet en betrokkenheid van ons allemaal. Daar speelt ook een mankement van onze klassieke economische uitgangspunten, zoals ecologisch economen aangeven. Productiviteit geldt als hoogste goed in onze energiemaatschappij. Daarbij hebben we – nog steeds – nauwelijks oog voor de thermodynamica, die zo scherp aan het licht komen bij ons niveau van verbruik van fossiele brandstoffen, namelijk de enorme entropie die we veroorzaken, dus de verbruikte energie die we kwijt zijn en de gevolgen daarvan. Elke economische activiteit doet een beroep op alle energetische en materiële reserves van de natuur. Als die activiteit de natuurlijke rijkdommen sneller verbruikt dan de biosfeer het afval kan verwerken en de voorraad kan aanvullen, leidt de opeenhoping van entropische schuld uiteindelijk tot ineenstorting van het economisch systeem. We moeten ons consumptiepatroon aanpassen aan het recyclingpatroon van de aarde. Daarbij moeten we ons rekenschap geven dat de werkelijke groei van de westerse economie, lees o.a. Robert Ayres, voor een heel groot deel mogelijk is geworden door de enorme toename van de energie die we verbruikt hebben en die als verspreide energie niet meer bruikbaar is. Onze energie efficiency is waarschijnlijk niet veel hoger dan die van de VS, waarvan duidelijk is dat dat we enorm veel verspillen in onze economische groei. We kunnen daarom niet wachten een duidelijk beleid te voeren op het besparen op energieconsumptie en het vermijden van energieverlies.

Splitsing

Uw plan netbeheer en energieproductie volledig te scheiden, ondanks het dwarsliggen van de 1e Kamer, lijkt onontkoombaar: energieproducenten en -leveranciers mogen niet netbeheerder zijn. Heel begrijpelijk en terecht, zou je zeggen. De energiegiganten zijn typische voorbeelden van top-down-instellingen die zichzelf in onze westerse wereld steeds sterker hebben gemaakt en niet schuwen hun macht steeds te vergroten en dat past niet in het beeld van de decentrale energie-ontwikkelingen die een democratisering betekenen voor veel economische ontwikkeling.

Er lijkt dan ook niets mis met de keus van het kabinet de scheiding rigoureus door te voeren t/m de regionale netten. Echter, zover gaat de EU niet. Zij wil de eigendomsontvlechting niet verder doorvoeren dan de transmissienetten (=landelijke hoogspanningsnetten en de landsgrensoverschrijdende lijnen). De EU eist geen splitsing voor de regionale (lees: distributie-) netten.

Heeft het kabinet het bij het juiste eind? Zitten er geen nadelen aan de voorgestelde strenge scheiding? Kijk eens naar andere sectoren, zoals openbaar vervoer en de ROC’s. In MBO-instellingen bijvoorbeeld leidt het bestuur (zeg maar: het netbeheer) een eigen leven en heeft op veel plaatsen te weinig oog voor de onderwijsinhoudelijke knelpunten in de klas en de aansluiting met de arbeidsmarkt per sector. Terug naar energie. Leveranciers/producenten weten in ieder geval hoeveel stroom gebruikers hoe vaak en wanneer nodig hebben en houden dat regionaal natuurlijk goed bij – zij volgen maatschappelijke ontwikkelingen. Op het moment dat wij meer energie vragen, stelt de leverancier meer beschikbaar. Als we minder vragen, past Eneco zich aan. De netbeheerder is in de vele wijzigende situaties volgend, consument en producent zijn sturend. Dit lijkt bij scheiding een betrouwbaar en beheersbaar systeem.

Trends en waarschijnlijke toekomst

Het is 5 januari 2025, 4 graden C, een zonnige dag in de Arnhemse Meinerswijk. Aan de horizon naar Nijmegen draaien de windmolens er lustig op los. Het 5e (van de 15) Arnhemse project om alle wijken maximaal en straatsgewijs van zonnepanelen en isolatie te voorzien moet in april klaar zijn. De financiering van de eerste vier wijken loopt op schema. Dit gaat volgens het plan ontwikkeld door een team van drie universiteiten die het Deltaplan voor energiebesparing hebben opgesteld.

Veel gebouwen worden rondom voorzien van een extra schil met een filmlaag aan de west- en zuidzijde die werkt als groot p.v.-zonnepaneel voor de verwarming en elektriciteit van de apparaten in de appartementen. Op het dak staan 40 zonnewarmteboilers voor tapwater. Men verwacht over vijf jaar nog veel meer zonne-energie op gevels op te vangen. De coöperatieve investeringen van huurders, verhuurders en eigenaren trekken steeds meer geïnteresseerden.

Bovendien: twee neven van mij hebben in deze deelprojecten werk gevonden en de plannen betekenen voor jaren een enorm positieve bijdrage aan werkgelegenheid!

Zo wekken Arnhemmers steeds meer stroom op die vooral ter plekke gebruikt wordt en leveren in de toekomst voldoende voor de bedrijven die nog geen of te weinig energie opwekken. PGEM Noord, dat ook enkele windmolenparken beheert, vooral langs de A 18 en de A 12 die nu al max 600 megawatt produceren, heeft de handen vol aan het beheren van de stroom op het regionet die wisselt van richting en sterkte in het Arnhemse deel van het net. Ik kan niet, zoals 10 jaar geleden, mijn eigen centrale stroomleverancier kiezen. Dat vind ik niet erg, want wat ik als burger aan zelfopgewekte stroom tekort kom, krijg ik van medeburgers of van de centrale van PGEM. Van die laatste optie is trouwens nauwelijks meer sprake, gezien ons zuinige gebouw. Deze constellatie vergroot beslist de saamhorigheid van de burgers: haast iedereen praat er over, en het stimuleert het samenwerken als samenleving. De oude landelijke energieleveranciers van 2015 bestaan dus niet meer. Ze zijn bij wijze van spreken teruggedraaid naar de plaatselijke of provinciale/regionale elektriciteitsbedrijven waar de stad of de provincie dan ook weer toezicht op heeft. Dan nu natuurlijk met totaal andere beheersstructuur dan destijds. Nu staat er een productiecommissie centraal in de PGEM waarin alle Gelderse burgers die energie produceren samen een evenredige zeggenschap hebben met de productiepoot van PGEM. Bovendien wordt op het netbeheer toegezien door een commissie die bestaat uit afgevaardigden van de gemeentebesturen en gecoördineerd door de provincie. Omdat in de komende jaren steeds meer wijken energieproducent worden, moet aan de ene kant hun inbreng op het net goed ingeregeld en gemonitord worden en dient aan de andere kant de centrale capaciteit tot een flexibel lager niveau afgeschakeld te worden. Bovendien wisselen gemeenten aan de grens van de provincie hun overcapaciteit uit met regio’s net over de provinciegrens. Bestaande 150 KV-lijnen met Noord-Brabant, maar ook verbindingen met Duitsland zorgen voor uitwisselingscapaciteit wanneer dat nodig is.

Discussie

Terug naar nu, 2016. In ongeveer 50% van de EU is er geen gedwongen splitsing voor transmissie en distributie, omdat wetgeving daar de belangen al goed beschermt. Stel dat we op deze manier over tien jaar twintig steden en regio’s in ons land door robuuste zon- en windprojecten - met ontwikkeling van opslag uiteraard - vrijwel energieonafhankelijk kunnen maken. Die gebieden gebruiken dan de regionale netten om productie en consumptie vrijwel compleet te verevenen. Hoe bereik je zoiets vanuit de situatie van nu? In de geschetste situatie kan bestaande of aangepaste wetgeving er voor zorgen dat de regionale netbeheerder verplicht wordt de elektriciteit van de vele nieuwe producenten vrij op het net toe te laten. Het energiebedrijf hoeft uiteindelijk dus niet of nauwelijks energie te leveren, een bedreiging voor zijn voortbestaan. Wat doet de regionale netbeheerder van nu bij dit scenario? Is volgen voldoende? Is het dan nog langer nuttig om een beheerder te hebben die onafhankelijk is van het regionale net? Weet de beheerder altijd welke wisselingen optreden bij volgende fasen in de projecten? Hij moet opeens energie uit andere bronnen, fluctuerend van aard, op het net toelaten. Zeer nauwe samenwerking met de centrale leverancier en de opkomende producenten zal nodig zijn om het regionale net geschikt te maken of te houden als smart net. Juist dan is het belangrijk dat de netbeheerder de proactieve verbinding vormt voor alle leveranciers (dus ook de PGEM uit het toekomstbeeld) en de consumenten, die vaak ook leverancier zijn. Kortom, het beschreven toekomstbeeld betekent een bedreiging voor de producent die geleidelijk afgedankt wordt en een zware extra taak voor de beheerder als hij niet in de ontwikkeling heeft geparticipeerd.

Wat als we die twee functies weer samenvoegen? Een vernieuwd regionaal energiebedrijf dat netbeheerder wordt met de – in de met de regionale samenleving ontwikkelde constellatie – schone taak productie van alle producenten en de afname door alle consumenten zo flexibel mogelijk op het net te zetten en te beheren. Een eventuele blijvende scheiding van de twee functies zal – in de modellen die bijvoorbeeld Jeremy Rifkin aandraagt – een voortdurende drempel vormen voor wezenlijke integratie, omdat belangen van levering en netbeheer daarin kunstmatig gescheiden zijn. Een scheiding die nu nog nodig is vanwege de – vaak moordende – concurrentie tussen producenten, maar die we kunnen omkeren in een, zoals hij zegt, model van synergetische en symbiotische relaties.

Voor mij is het duidelijk dat – willen we een duurzame energietoekomst realiseren – we met veel inzet moeten werken aan regionale of zelfs lokale netten, die maximale productie en consumptie dicht bij de bron mogelijk maken. Waar dat lukt, zal de netto belasting van het net, en zeker van de transmissienetten omlaag kunnen en is de noodzaak van versterking van het transmissienet, inclusief de interconnectiviteit, vooralsnog niet aangetoond.

Graag tot gesprek bereid,
Hoogachtend,
Namens de Stichting Leven met de Aarde

w.g. Bart Visscher