De Coronacrisis: aanpak vanuit rampenstudies en biocentrisch goed leve

Henk Jan Laats, gepromoveerd bij de vakgroepen rampenstudies en innovatiestudies, Universiteit Wageningen, Directeur Cross Cultural Bridges

Dorine van Norren, gepromoveerd in o.a. Buen Vivir (biocentrisch goed leven), Universiteit Tilburg en Universiteit van Amsterdam.

De Coronapandemie is een ramp. Dokters en zorgverleners zijn hard bezig om de gevolgen te verlichten, maar ook rampenstudies en leefwijzen zoals Buen Vivir (biocentrisch goed leven) bieden aanknopingspunten aan het verlichten van de gevolgen van de crisis, en hoe we met deze en toekomstige crises om kunnen gaan. Er zijn vier manieren om rampen te benaderen: door het gevaar te elimineren, door het risico te beperken, door de kwetsbaarheid te verminderen of door het vergroten van weerbaarheid (resilience). Dit omvat het verhogen van de weerstand, van de veerkracht en van het herstellingsvermogen.

Het gevaar elimineren wordt gedaan door het internationale verkeer stil te leggen en fysiek contact te verbieden; het risico beperken gebeurt door zelf-isolatie en lock-down maatregelen; en kwetsbaarheid verminderen door ouderen af te schermen. Dit zijn allen korte termijn maatregelen.

Voorlopig geldt voor onze lichamen, dat als we besmet zijn met het virus, het verhogen van weerbaarheid de enige manier is om te genezen (en immuniteit op te bouwen), er is nog geen medicijn dat het virus doodt. We denken dat we ook op andere niveaus vooral op het vergroten van weerbaarheid moeten inzetten. Families, vriendengroepen, werkomgevingen, buurten, dorpen, steden, landen, continenten en de wereld kunnen allen hun weerbaarheid vergroten. Nu blijkt meer dan ooit hoe belangrijk goede gezinssituaties, vriendschappen, burenhulp, nationaal beleid, en Europese en globale samenwerking zijn.

Voor het opbouwen van weerbaarheid is het ook cruciaal dat we onze relatie met de natuur herzien. We staan niet boven de natuur, we zijn er deel van. We kunnen de natuur niet alleen buiten ons lichaam houden met medicijnen, maar we moeten ook gezond proberen te zijn in onze natuurlijke omgeving waar ook virussen voorkomen. Eén van de duidelijkste voorbeelden van onze verstoorde relatie met de natuur is de bioindustrie, deze “onnatuurlijke” omgang met dieren blijkt de belangrijkste oorzaak van het ontstaan en verspreiden van virusepidemieën te zijn. Zo zijn er ontelbare voorbeelden aan te geven die onze samenleving minder weerbaar maken.

Ongebreidelde globalisering is een andere oorzaak van de pandemie. In de Volkskrant van 2 April gaf Sheila Sitalsing een voorbeeld van één de uitwassingen van ons privatiseringsvirus. In 2012 verkochten we onze staatsvaccinfabriek aan een Indiaas bedrijf. Hoogleraar financiële geografie Ewald van Engelen legde in de Groene Amsterdammer (1 april) uit dat zonder onze mondiale productieketens die vooral op winstbejag en het verbreken van buffers zijn gestoeld, de Coronaepidemie nooit een pandemie zou zijn geworden. Helaas leren we niet van eerdere lessen: sinds de financiële crisis (2008) zijn de schulden weer torenhoog en zijn de meeste economieën nog kwetsbaarder geworden om schokken op te vangen.

In tegenstelling tot China en sommige andere landen, neigt het Nederlandse beleid er voorlopig naar om niet de illusie te hebben dat we het virus buiten de deur kunnen houden, maar dat juist het verhogen van onze weerbaarheid cruciaal is. Binnen die logica noemde premier Rutten in de persconferentie van dinsdag 31 maart vele malen het woord volwassen: we moeten handelen als een volwassen land met volwassen burgers, we moeten het met elkaar doen. Tijdens deze crisis en in de nasleep ervan kunnen we de diepere mening van volwassen gebruiken voor het opbouwen van een weerbare, gezonde samenleving in samenhang met de natuur.

Volwassen betekent namelijk dat we volgroeid zijn. Na eeuwen van technologische- en economische groei hebben we nu voldoende en we hoeven niet verder te groeien. Zo pleit Jack Cox in zijn boek Vlindereconomie voor nauwelijks economische groei, beperking van schuldenlasten, en een ecologisch (basis)inkomen. Net als een achttienjarige zijn we als Nederland in 2020 volgroeid, maar moeten we wel blijven leren om goed met alle veranderende toekomstige situaties in ons leven om te gaan. We zijn er achter gekomen dat we veel van ons welzijn hebben te danken aan de economische en technologische groei van de afgelopen eeuwen, maar dat de groeistuipen er ook voor hebben gezorgd dat onze wereld niet meer weerbaar is, en gevoelig voor klimaatverandering, financiële crises, pandemieën en andere rampen.

Hierbij kunnen we leren van hoe we in Nederland zijn omgegaan met overstromingen, die in de afgelopen eeuwen menige ramp hebben veroorzaakt. Na de Watersnoodramp van 1953 en de uitvoering van het Deltaplan, wilde men eerst verder gaan met het ophogen van dijken, zodat we in de komende eeuwen een minimale kans zouden hebben op overstromingen. Het bleek echter dat dit onbetaalbaar zou zijn, en zo werd het “leven met water” beleid geboren. Er wordt ingezet op veel maatregelen, waaronder het ophogen van een aantal dijken, met de acceptatie van toekomstige overstromingen, maar gevolgen die door de maatregelen binnen de perken blijven.

We kunnen toekomende rampen afwenden als we in de komende jaren vol inzetten op weerbaarheid: voor onszelf, onze families, onze vrienden, onze wijk, ons land, onze continenten, onze planeet, als wederkerig onderdeel van de natuur. Het harmonie met de aarde principe is hier leidend. Hierdoor kunnen we bereiken dat epidemieën geen pandemieën worden, de gevolgen van economische crises beperkt blijven, natuurlijke hulpbronnen beschikbaar blijven, overstromingen niet veel doden veroorzaken en de klimaatverandering binnen de perken blijft.