Zienswijze Hertogin Hedwigepolder.

ingediend door Ir W.B.P.M. Lases

Tiel, 11 september 2013.

Zienswijze naar aanleiding van module 1: Ontwerp-Inpassingsplan Hertogin Hedwigepolder.

Deze zienswijze laat zien dat het voorgestelde inrichtingsplan niet doelmatig en niet duurzaam is en heeft ook consequenties voor de modules MER en ontgrondingen.

1. Reden van de zienswijze.

Door mijn kennis ben ik betrokken bij het Westerscheldedossier en dit plan. Deze kennis bestaat uit kennis van het gebied, waterloopkundige kennis en kennis over de historische ontwikkeling van de Westerschelde.

Zowel bij de ondertekening van het verdrag, als bij het kabinetsbesluit is met betrekking tot het fenomeen natuurherstel voorbij gegaan aan de fysische natuur, het gedrag en de ontwikkeling van de Westerschelde onder invloed van de natuurkrachten. Dat gedrag bepaalt de mogelijkheden van de biotische natuur. Die laatste natuur selecteert zelf. De aandacht hoort er primair naar uit te gaan om het gedrag van de Westerschelde weer meer op orde te krijgen. Met het plan voor de Hedwigepolder wordt weggekeken van de Westerschelde en er wordt niets gedaan aan natuurherstel van de Westerschelde, zelfs geen status quo. Door het predicaat van natuurherstel Westerschelde te plakken op het inrichtingsplan Hedwigepolder wordt misplaatst ingespeeld op emotionele ondersteuning, want wie kan er nu tegen natuurherstel zijn? Zo worden politici, de bevolking en belanghebbenden misleid.

Ook in de rapporten van de diverse commissies wordt aan die fysische natuur voorbij gegaan. Alleen het Deltaresrapport kent een wezenlijke fysische component.

In de inleiding van het ontwerp inpassingsplan worden onjuiste en misleidende beweringen gedaan, die de basis vormen voor dit niet te handhaven kostbare inrichtingsplan (niet duurzaam). De kennis om dit te weerleggen en die leidt tot een ander beeld is beschikbaar, maar wordt niet gebruikt. Deze kennis blijkt ongewenst, omdat dan onder de noemer van natuurherstel geen nieuwe natuur (tekentafelnatuur) gemaakt kan worden. Bovendien ligt de aandacht eenzijdig op het maken van zee en is er geen respect voor het land.

Het hele proces is hoofdzakelijk mono disciplinair gestuurd en gedomineerd vanuit de biologie/ecologie, zowel hier als in Brussel, waarbij de fysische natuur niet centraal stond.

De mens is echter ondergeschikt aan de natuurkrachten. Er zal dan ook een fundamenteel andere insteek voor dit Natura-2000 gebied moeten komen op basis van de fysische natuur.

De Vlaams Nederlandse Schelde Commissie heeft een groot aantal technische studies doen uitvoeren, die in ca. 35 rapporten zijn vastgelegd. Deze rapporten zijn nog altijd niet openbaar en zijn niet verwerkt in het ontwerp inpassingsplan. Deze rapporten zullen leiden tot een bijstelling van de beeldvorming. Het is een zeer ernstige omissie bij het hanteren van zo’n zwaar middel als een rijksinpassingsplan.

In deze zienswijze wordt eerst ingegaan op de verstoringen van de fysische natuur en de mogelijkheden tot bijstelling. Voorts zal ingegaan worden op het doel en de opdracht en ten slotte op het niet handhaafbare inrichtingsplan, dat los staat van natuurherstel van de Westerschelde. De MER mist wezenlijke alternatieven. In feite dient het huiswerk overgedaan te worden.

2. Conclusies van de zienswijze.

  • De technische kennis over het gedrag van de Westerschelde is voorhanden, maar niet gebruikt, waardoor er van een misleidend beeld is uitgegaan. Het is de grote omissie van dit ontwerp inpassingsplan. Er wordt niets gedaan aan natuurherstel van de Westerschelde.

  • Het ontwerp inpassingsplan dient herzien te worden. Het dient bijgesteld te worden met de niet gebruikte technische kennis, waarbij de dynamica van de Westerschelde centraal staat.

  • Het ontwerp inrichtingsplan kan geen enkele bijdrage aan natuurherstel van de Westerschelde leveren en staat op zich zelf, is niet duurzaam en voldoet niet aan de FAO uitspraak. Het mom van natuurherstel is volksverlakkerij.

  • Beperking van de verdere verschuiving van ondiepe naar diepere estuariene natuur kan direct bereikt worden door het stoppen van zandwinning op de Zee- en Westerschelde.

  • Terugkeer in de Westerschelde naar meer slikken en schorren in de vorm van platen en voorland kan gerealiseerd worden door zandsuppleties op platen (zandmotors) en het waterschapsplan. (De verstoorder, de haven van Antwerpen, zal daardoor meer baggerwerk moeten uitvoeren. Dat materiaal moet in het gebied blijven.)

  • Als tijdelijke maatregel kan voor het meest effectieve plan met estuariene natuur, niet in de MER behandeld, gekozen worden, te weten gecontroleerd gedempt getij met behulp van een kokersluis, waarbij de infrastructuur intact wordt gelaten. Het geeft de minste verstoring, de minste milieu schade en kost het minst. Snel te realiseren en snel weer ongedaan te maken. De FAO uitspraak wordt gestand gedaan.

3. Verstoringen en gedrag Westerschelde.

Een estuarium, zoals het Schelde-estuarium (Westerschelde + Zeeschelde), waarop zijrivieren (Schelde, Leie, Dender, Rupel en Durme) uitkomen, ontvangt van deze rivieren sediment in de vorm van zand en slib. Zonder ingrepen leidt dit tot een evenwichtige bodembeweging in relatie met de getijbeweging op de Zeeschelde en de Westerschelde. De Noordzee ontvangt ten slotte het te veel aan sediment uit de Westerschelde, dat aan de voordelta ten goede komt.

Dit natuurlijke systeem is doorbroken door menselijke ingrepen. Voor de instandhoudingsdoeleinden van Natura-2000 geldt de situatie in de periode direct voorafgaande aan de inwerkingtreding van de Vogel- en Habitatrichtlijn, vanaf ca. 1970.

Naast de in de inleiding genoemde onttrekking van oppervlakte t.b.v. het Schelde-Rijnkanaal en het niet genoemde havenareaal voor Antwerpen, was in de 70’er jaren de eerste verdiepingsronde van veel grotere negatieve invloed op de bodemligging en daarmee op de sedimentbewegingen (en verzilting). Ook de tweede verdiepingsronde in de 90’er jaren had een zekere negatieve invloed op de verschuiving van ondiepe naar diepere estuariene natuur. Het verlies aan estuariene natuur is dus zeer beperkt. Er is met name een zekere verschuiving in estuariene natuur opgetreden.

(Vaak worden de inpolderingen vanuit het verleden, hier formeel niet ter discussie, als een oorzaak genoemd voor het uit balans raken van de Westerschelde. Dit is historisch onjuist. Het omgekeerde is het geval. Er is altijd meer land verspeeld dan is terug gewonnen. In de Tachtigjarige Oorlog is 75% van Zeeuws-Vlaanderen onder water gezet. Dat herstel en terug winnen van het land heeft vooral in het oostelijk deel eeuwen geduurd, waaronder de Hedwigepolder. Het Land van Saaftinghe is daarvan nog een overblijfsel. Door die langdurige inundaties, door menselijk ingrijpen, heeft de bedding van de Westerschelde(erosie) zich sterk verwijd. Het terugwinnen van het land was in wezen natuurherstel en dwong de te ruim geworden Westerschelde tot bijstelling. Sindsdien levert de Noordzee sediment aan de Westerschelde, een vorm van natuurherstel.)

De zijrivieren hebben zandvangen en beperken de sedimenttoevoer. De Zeeschelde is in deze afgelopen periode sterk verruimd, waaronder de Boven Zeeschelde.

Op de Zeeschelde wordt jaarlijks ca. 2 miljoen m3 zand gewonnen en op de Westerschelde 1 à 2 miljoen m3. (Voor zandwinning op de Westerschelde verleent het Rijk concessie.)

De fysische natuur reageert hierop als volgt. De Westerschelde verliest tegennatuurlijk jaarlijks ca.1 miljoen m3 sediment aan de Zeeschelde, waarvan 2/3 slib, waar het juist sediment van de Zeeschelde behoort te ontvangen. De Westerschelde verliest ook wat aan Saaftinghe. Ook de Noordzee onvangt geen sediment van de Westerschelde, maar doet als enige aan natuurherstel van de Westerschelde door jaarlijks ca. 1 miljoen m3 slib aan de Westerschelde te leveren. De Westerschelde verliest daardoor jaarlijks een kleine 2 miljoen m3 sediment en wordt zo gemiddeld steeds dieper. De bedding van de Westerschelde is veel te ruim. De verschuiving van ondiepe (o.a. intergetijde natuur) naar diepere estuariene blijft zo doorgaan. Er wordt daarmee voorbij gegaan aan de instandhouding als goed rentmeester. De vernietiging van de Hedwigepolder heeft geen invloed op de doorgaande als negatief ervaren verschuiving in estuariene natuur.

Om te beginnen is de enige goede en belangrijke stap het stoppen van de zandwinning in de Zeeschelde en de Westerschelde. Het Rijk loopt zo weliswaar inkomsten mis, maar het stopt deze vorm van zelfondermijning en deels het verschuiven van estuariene natuur, waar geen kostbare compensatie voor gezocht hoeft te worden.

Autonome ontwikkelingen zijn natuurlijk. Die veranderingen kunnen nooit doel op zich zijn om krampachtig vast te houden aan wat men had. Zo werkt de natuur niet (zie 1.1 Aanleiding).

De hele beweging van de fysische natuur in de Westerschelde is veel mooier en ingewikkelder dan te vangen is in “meergeulen stelsel”. Dit stelsel is evenwel erg robuust en wezenlijke veranderingen in de processen zijn uiterst traag. De asymmetrie van het getij houdt het meergeulen stelsel in stand. Daar zit geen verandering in. Veel platen in de Westerschelde zijn oud land, dat verloren is gegaan aan de zee invloed. De getijbeweging wordt mede bepaald door de historische geometrische ontwikkelingen. Het idee (zie inleiding R.I.P.) dat de Westerschelde verwordt tot een diep kanaal, is uit de lucht gegrepen. Er is studie gedaan naar de gevoeligheid van het meergeulen systeem en de diepe kanaaltheorie onder handhaving van de huidige configuratie van de dijken. In die studie is als beginsituatie een kanaal met één diepte tussen de dijken aangenomen. Op die situatie is de sedimentbeweging onder getij invloed losgelaten. Resultaat: het meergeulen systeem ontwikkelt zich weer in dat kanaal naar een gelijksoortige situatie als de huidige. De kanaaltheorie is dus onzin en er is dus om die reden geen enkele noodzaak tot poldervernietiging. (De bewering dat het Hedwigeplan bijdraagt aan een bijstelling in oorspronkelijke zin van het meergeulen systeem in de Westerschelde wordt op geen enkele wijze waar gemaakt of aangetoond, waar en hoe. Dat kan ook niet.)

Conclusie: poldervernietiging draagt niet bij aan natuurherstel van de Westerschelde.

De Westerschelde is een zeearm, geen rivier. Het is de zee die regeert. De invloed van de Schelde afvoer is uiterst gering. Poldervernietiging leidt tot meer ruimte voor de zee en vraagt om levering van meer getij volume door de zee met een daarbij behorende iets sterkere stroming benedenstrooms van de poldervernietiging en dito erosie van de “natuurlijke” platen en slikken.

Het denken in oppervlakten door ecologen maakt een karikatuur van de veelzijdigheid van de dynamica (de natuur) van de Westerschelde en is fundamenteel onjuist.

Uit het Deltaresrapport “Natuurherstel in de Westerschelde” valt op te maken dat er meer behoefte is aan compensatie van slikken dan van schorren. Het Hedwigeplan is een schorrenplan, dat buiten de dynamica van de Westerschelde ligt. Het schorrenplan van de waterschappen in de Westerschelde, dat een veel natuurlijker onderdeel van de Westerschelde zou vormen en een belangrijke functie voor de veiligheid zou hebben, werd door Nijpels afgeschoten enerzijds omdat er harde constructies als kribben werden gebruikt, anderzijds omdat het niet leidde tot het maken van nieuwe natuur door vernietiging van polders, of, zoals hij het noemde, het niet leidde tot uitbreiding van estuariene natuur. Dat was echter niet zijn opdracht. In het voorgestelde plan zijn ook harde constructies aanwezig, zoals de verlaagde zeedijk en de gasdam. Een ander alternatief, dat juist vorm gaf aan uitbreiding van platen met zijn slikken, was het suppleren van zand in de zes morfologische eenheden van de Westerschelde (zandmotors). Er komt geen krib aan te pas. Het werd door Nijpels om dezelfde redenen afgeschoten. De mogelijkheden van natuurcompensatie (niet te verwarren met natuurherstel) in de Westerschelde waren er dus wel, maar de industriële1 belangen bij het maken van nieuwe natuur telden voor Nijpels zwaarder dan de natuur.

Conclusie: het project estuariene natuur Hedwigepolder staat op zichzelf. Het is geen natuurherstel van de Westerschelde, noch echte natuurcompensatie.

De getijdenhaven Deurganckdok slibt sterk op, wat inherent is aan zijn onnatuurlijke ligging. Het is duidelijk dat door de opslibbing in het project Hedwige-/Prosperpolder dit plan een functie heeft in de beperking van het baggeronderhoud van deze en de toekomstige haven Saeftinghedok.

4. Doelstelling en opdracht.

Het besluit van de staatssecretaris is om tot realisering van estuariene natuur in de Hedwigepolder te komen (zie ontwerp vaststellingsbesluit).

Volgens het ontwerp vaststellingsbesluit doet de staatssecretaris dit op basis van de ontwikkelingsschets 2010 Schelde-estuarium en de door de Europese Commissie geaccepteerde maatregelen.

Gemist wordt, dat Nederland zich aan onderstaande uitspraak van de FAO top in Rome 1996 heeft gebonden:

Voorkomen moet worden dat de huidige landbouwgronden in de E.U. worden vrijgegeven voor bestemmingen, die hernieuwd gebruik voor voedselproductie in de toekomst uitsluit.” (In tegenstelling tot het onder 6 beschreven nood alternatief voldoet het ontwerp inrichtingsplan hier in het geheel niet aan. De Hedwigepolder dus niet afgraven, natuurvernietiging zie 6.1., en zeker geen 4 meter zoals in het genoemde plan!)

Gemist wordt de zorgplicht in artikel 13 van de West bodembescherming om alle maatregelen te nemen de verontreiniging en de aantasting van de bodem te voorkomen.

Het is van de ontwikkelingsschets 2010 bekend, dat deze eenzijdig is opgesteld en wetenschappelijke tekortkomingen en onjuistheden bevat. Deze schets is al lang aan herziening toe. (Een voorbeeld: gesteld wordt dat de poldervernietiging van de Hedwige- en Prosperpolder leidt tot een zeewaartse verschuiving van de zoutgradiënt van ongeveer 5 km (pag.77). Dit is wetenschappelijk onjuist. De brakheid van het water ter hoogte van de Hedwige/Prosperpolder zal juist door de verruiming iets toenemen. Immers de tegendruk van het beperkte zoete Scheldewater neemt er door af.) Zie verder onder 5.

Opmerkelijk is dat er geen eenheid in natuurbeleid is. Voor de natuur geldt geen grens, maar onze administratie heeft daar geen weet van. In het Schelde estuarium geldt Natura-2000 alleen voor het Nederlandse deel, de Westerschelde. In het Vlaamse deel is de bestemming tijdelijke natuur. Langs de Zeeschelde wordt verder geen enkele zeedijk gesloopt voor meer ruimte.

De geaccepteerde maatregelen zijn op basis van het vigerende inzicht van de Europese Commissie. Dit inzicht is gebaseerd op de door de Nederlandse natuurambtenaren verstrekte stukken, die op oppervlakte denken en op verwachtingen van mogelijke soortenrijkdom en aantallen zijn gebaseerd.

Onze minister van Buitenlandse Zaken heeft bij brief van 30 juli 2012 aan de Europese Commissie duidelijk gemaakt dat met een in gebreke stelling de Europese Commissie haar boekje te buiten gaat. Een lidstaat heeft de beleidsvrijheid passende maatregelen te treffen in het kader van de Habitatrichtlijn. De Commissie heeft slechts de bevoegdheid om achteraf te toetsen. Er is geen termijn opgenomen voor het treffen van die maatregelen als bedoeld in artikel 6 van de Habitatrichtlijn. Ook aan oud Europees parlementariër mevr. J. Boogerd-Quaak antwoordde de Eurocommissaris bij brief van 13 maart 2012 in die zin en voegt er aan toe, dat “Hoe dan ook, zelfs al zou de Commissie oordelen dat de huidige maatregelen onvoldoende zijn in het licht van Artikel 6 van de Habitat richtlijn, dan is het nog steeds aan Nederland om te bepalen welke andere maatregelen worden genomen (al kan die Commissie ook die maatregelen aan de toets van artikel 6 van de richtlijn onderwerpen).”

Het staat ook nu onze staatssecretaris vrij om terug te komen op het voorgenomen besluit om estuariene natuur te realiseren in de Hedwigepolder, nu vast staat dat door niet alle beschikbare kennis te gebruiken, er een onjuist beeld tot stand is gekomen. Met aanvulling van die kennis blijkt, dat realiseren van estuariene natuur in de Hedwigepolder geen bijdrage levert aan natuurherstel van de Westerschelde en dit plan grote schade toebrengt aan Zeeuws-Vlaanderen in een gemeente, die toch al zwaar getroffen wordt.

Het zou goed zijn als de staatssecretaris zo spoedig mogelijk opdracht zou geven om dit plan terug te nemen en de voornoemde technische rapporten van de VNSC, alsmede de hier genoemde gegevens, te betrekken in een nieuwe planvorming voor natuurherstel van de Westerschelde, waarin de fysische natuur zijn geëigende plaats heeft.

Mocht de staatssecretaris vinden, dat zij dat vooralsnog moeilijk bespreekbaar acht met de Commissie, dan zou ter overbrugging het onder 6 beschreven alternatief tijdelijk overwogen kunnen worden. Het alternatief brengt verreweg de minste milieuschade en de minste kosten met zich mee en is veel duurzamer. Het houdt tevens rekening met de huidige door de natuur gevormde gronden. Het voldoet aan haar huidige besluit van ontpoldering en estuariene natuur. Dit wezenlijke (nood) alternatief is niet in de MER behandeld en zou daarin opgenomen moeten worden. De vergunningen voor eventuele beperkt noodzakelijke ontgrondingen zullen hierop aangepast moeten worden.

5. Verdere kritiek op de inleiding van het ontwerp inpassingsplan.

Hoe tot de uitspraak is gekomen, dat van een gezond ecosysteem geen sprake is, wordt niet duidelijk gemaakt. Het is evenwel duidelijk dat de intergetijde natuur onder druk staat ten faveure van diepere estuariene natuur. De verwording van de Westerschelde tot een diep kanaal met harde hoge zeeweringen, zonder natuurlijke waarden en dat in een herstelprogramma daarom meer ruimte voor estuariene natuur gemaakt zou moeten worden, is onzin. Het is hier voor genoegzaam weerlegd.

Het realiseren van 600 ha. estuariene is een politieke beslissing (commissie Hendrikx) geweest. Juist omdat het wetenschappelijk niet te onderbouwen was. Wel veel rapporten, maar geen gedegen onderzoek. De dynamica van de Westerschelde heeft er geen onderdeel van uitgemaakt. Er is niet gesteld, dat die 600 ha. natuurcompensatie op het land moest worden gerealiseerd en niet in de Westerschelde. (Het begon met de voorloper van de ontwikkelingsschets, het NOPSE-rapport met ca. 12.000 ha. Het onwetenschappelijke uitgangspunt was nl. dat eigenlijk heel Zeeland Schelde estuarium was, maar dat dat te veel van het goede was en dat daarom gekozen werd voor de polders langs de Westerschelde, waarvan grond binnen twee kilometer van de oever gelegen is.) Het uitgangspunt is dus steeds geweest om land te veroveren om er zee van te maken. De geschiedenis van de taktiek van de verschroeide aarde, zoals bij de militaire inundaties, lijkt zich hiermee te herhalen.

Het Land van Saeftinghe is al zeer robuust als natuurgebied. Daarvoor hoeft de Hedwige- en Prosperpolder er niet aan toegevoegd te worden. De Hedwigepolder is slechts 10% van de oppervlakte van het Land van Saeftinghe.

Het willen opleggen van menselijke habitatdoelen met bijbehorende soorten en aantallen, wil nog niet zeggen dat de natuur daar naar zal luisteren. Het willen handhaven hierop is op zich tegennatuurlijk, rigide en onmogelijk.

(Er wordt o.a. in de inleiding van het R.I.P. verwezen naar het validatierapport. In dit rapport hebben ecologen zich een eigen referentieniveau aangemeten van vogels en hun aantallen, die in de Westerschelde zouden moeten kunnen voorkomen. De vogeltellingen in het begin van deze eeuwen, de werkelijkheid, geven veel lagere aantallen aan. Het geeft eerder aan dat die ecologen buiten de werkelijkheid staan om iets gedaan te krijgen, dan dat het ecosysteem ongezond is. In dit rapport van een paar honderd pagina’s, wordt slechts een halve pagina besteed aan de dynamica van de Westerschelde.)

Het is zaak om de natuurlijke weg te kiezen en te beginnen bij het begin: de natuurkrachten serieus nemen, de negatieve menselijke ingrepen in de afgelopen periode waar mogelijk bij te stellen en het aan de natuur verder over te laten. Het vereist de nodige zelfbeheersing en terughoudendheid van biologen en ecologen.

Het getijdegebied is een samenspel van land en water. Er heerst een precair evenwicht, waarin de mens, als miskende soort in de natuur, zijn rol om te overleven speelt. Dat hoort bij deze natuur. Opvallend is, dat de mens als onderdeel van de natuur in het natuurherstelproces door de ecoloog miskend wordt. Opvallend is ook, dat alle aandacht naar het maken van zee uitgaat, oftewel zelf ondermijnend gedrag, en dat land in de benadering volstrekt onbelangrijk is. Het evenwicht in denken over de natuur is in het huidige proces volkomen zoek.

6 Het ontwerp inrichtingsplan en het alternatief.

6.1. Negatieve kanten van het ontwerp inrichtingsplan.

Uit het voorgaande is duidelijk geworden, dat het plan om de Hedwigepolder te bestemmen voor estuariene natuur op zich staat. Formeel gaat het om ontpoldering. Dat houdt in dat de bestemming van polder zijn wordt opgeheven. Niet dat de gronden vernield worden.

In het ontwerp inrichtingsplan is een estuariene tuin ontworpen met een omvangrijke slufter, waarvoor door de natuur gevormde gronden deels meer dan 4 meter dienen te worden afgegraven. Dat diepe afgraven tast oude veenlagen aan, waarover de natuur ca. 3000 à 4000 jaar heeft gedaan en is natuurvernietiging. De grondlagen worden doorsneden en het brakke water uit de Westerschelde komt in contact met water voerende lagen van zoet water. Door de verlaging van de zeedijk en de bressen verbreedt de waterbeweging. De tegendruk van het beperkte zoetere Zeeschelde water neemt daardoor af . Het zoutgehalte van het brakke water in de zeearm voor de Hedwige- en Prosperpolder neemt zo in zekere mate toe. Er wordt bewust maximale verzilting nagestreefd van zoete gronden. Dit staat haaks op de nationale inspanningen.

Waar Nederland voor het grootste deel beneden de zeespiegel ligt en grote inspanningen geleverd worden om veilig te kunnen leven, worden hier gronden die boven de zeespiegel liggen bewust fors afgegraven tot beneden de zeespiegel. De mens als natuurlijke soort dient te verdwijnen. Het is duidelijk dat in dit plan er geen enkel respect is voor het land, de verzilting van de ondergrond en van hieruit inlandse verzilting door langzame verdringing van het zoete water door het zwaardere brakke water. Hier helpt geen kwelsloot (in de MER gracht genoemd) tegen. Voorts wordt de huidige secundaire dijk tussen de Hedwigepolder en de Nederlandse Prosperpolder de nieuwe zeedijk. Door de vernietiging van de polder met forse afgravingen, wordt een hooggelegen polder verlaagd getijde voorland. Dit vermindert de veiligheid in dat deel van Zeeuws-Vlaanderen en het doet de meerlaagse veiligheid geweld aan door o.a. het verdwijnen van de secundaire kering. Door het amoveren van de zeedijk langs het Sieperdaschor zal de nieuwe zeedijk aanmerkelijk zwaarder moeten worden uitgevoerd. Er moet dan aanvullend rekening gehouden wordt met de grote strijklengte van de stormwind over het water juist bij noordwester storm.

Uit metingen langs de Zeeschelde en de Westerschelde blijkt uit het meetpunt bij Ouden Doel, dat er een piek in de verontreinigingen in het water, benedenstrooms van het industriegebied van Antwerpen, voor de Hedwige- en Prosperpolder optreedt. Het slib, dat in het plan neerslaat, zal daardoor verontreinigd zijn.

Door de zeer forse afgravingen is de slibopvangcapaciteit voor het langs trekkende slib zeer groot, waar de haven van Antwerpen blij mee is. De snelheid van opslibbing is daarom evenzo hoog. De nieuwe bodem, die hierdoor gevormd wordt, is verontreinigd en zal de voorgestelde inrichting doen onderslibben. (De MER is op pag.381 hierover veel te optimistisch, mede t.a.v. verzilting. Er wordt slechts een beperkt effect bereikt.) Voor het handhaven van deze inrichting is veel en kostbaar onderhoud vereist.

Het komt er in feite op neer dat dit plan niet te handhaven valt, dat van duurzaamheid geen sprake is en dat de kosten van inrichting voor niets gemaakt worden.

Monotoring na uitvoering van het plan doen gedane zaken geen keer nemen.

Door de enorme ontgravingen en verder ingrepen wordt niet voldaan aan de uitspraak van de FAO top in 1996, waarin aan Nederland zich gebonden heeft.

De verscheidenheid aan natuur met zijn 6000 (nu nog 4500) bomen, de bossages en de 25 ha. beschermd natuurgebied worden volledig vernietigd, waarvoor geen compensatie geboden wordt. Hiervoor in de plaats komt een zoveelste door ganzen gedomineerd gebied. De landbouw komt steeds meer in het gedrang.

In dit plan is een niet optimaal veilige toeristische route via de gasdam voorzien. Tenzij men deze de hoogte van een zeedijk wil meegeven, wat kostbaar is en grondmechanische problemen voor de leidingstraat met zich meebrengt.

Er is een effectiever alternatief tegen veel lagere kosten, en met minimale milieuschade. Dit alternatief is in de MER niet aan de orde gekomen en is een grote omissie.

Dit alternatief heeft bovendien het voordeel, dat het als overgangsmaatregel kan dienen. Bij voortschrijdend inzicht en bij een veranderend politiek klimaat, kan besloten worden om met de minste schade naar de huidige bestemming terug te keren.

6.2. Alternatief: Kokersluis in de zeedijk; vormgeving door de natuur.

Met de aanleg van een kokersluis in de Hedwigepolder en wordt een voorziening getroffen om (gedempt) getij toe te laten tot de Hedwige/Prosperpolder. De gronden met zijn infrastructuur worden in tact gelaten.

Bij hoge vloeden, die bedreigend zouden zijn voor de huidige infrastructuur, kunnen de kokers tijdelijk gesloten worden. Zo ontstaat in dit gebied estuariene natuur, die door de natuur zelf vorm gegeven wordt. Om uitspoeling van grond naar de veel lager gelegen Prosperpolder te voorkomen is het goed om een in hoogte zo beperkt mogelijke dam aan de Nederlandse kant tegen de grens met Vlaanderen aan te leggen.

Voordelen: de door de natuur gevormde gronden blijven in hoge mate in tact en worden alleen door de natuur geboetseerd. De weerstand tegen verzilting naar de ondergrond blijft in tact (er worden geen grondlagen doorgraven.). Er komt geen verdere verbrakking van het Scheldewater voor de Hedwige/Properpolder ten gevolge van dit alternatief. De veiligheid voor het achterland blijft in tact. Er hoeft geen nieuwe zeedijk aangelegd te worden.

Dit alternatief kent de laagste snelheid van opslibbing. Het kent de minste hoeveelheid te ontvangen verontreinigd slib. De bodem komt langzaam hoger te liggen. De hogere ligging is positief voor de veiligheid van het land.

Monotoring kan de mate van verontreiniging van de opslibbing vast stellen. Het kan een reden zijn om direct te stoppen, de sluis dicht te zetten, en terug te keren naar de oude bestemming.

Mocht Vlaanderen zelf maatregelen nemen in de zeedijk van de Prosperpolder, dan dient bij herstel van de oude bestemming op de grens een nieuwe zeedijk te komen om beide polders weer te scheiden. Doordat Vlaanderen de scheidingsdijk heeft afgegraven en de 1500 bomen heeft gerooid, ligt er bij Vlaanderen een grote verantwoordelijkheid.

Door het handhaven van de zeedijken van de Hedwigepolder blijft een veilige toeristische route langs het Land van Saeftighe annex Sierperdaschor naar de Westerschelde tot aan de Prosperpolder bestaan.

Dit plan is snel te realiseren. De realisatiekosten en onderhoudskosten zijn verreweg het laagst. De milieuschade is het minst. De optie tot terugkeer naar de huidige situatie is eenvoudig te realiseren.

7. Naschrift: desinteresse voor de bestaande natuur en cultuur historisch erfgoed.

Opvallend is, dat in het kader van de ontheffing van de flora- en faunawet, er geen ordentelijke inventarisatie van de natuur in de Hedwigepolder is opgenomen. Naast de duizenden pagina’s over de te realiseren tekentafelnatuur staat een uiterst summiere en selectieve natuurinventarisatie. Zelfs de 25 ha. beschermde natuur in de Hedwigepolder is niet in kaart gebracht. Het is een farce. Het industriebelang is nieuwe cultuurnatuur maken, niet het beschermen van bestaande natuur. Het is de methode van de verschroeide aarde: natuur- en landschapsvernietiging (cultuur historische waarde).

Deze destructie wordt gekoppeld aan het zelfondermijnende gedrag in de Westerschelde, dat niet gestopt wordt.

NB. Inmiddels heeft zich deze zomer een enorme muggenplaag (tijgermug) voorgedaan in de aangrenzende Vlaamse polders, die onder de bevolking en de paarden zeer sterke allergische reacties hebben veroorzaakt. Tevens is de vos er actief in de natuurgebieden, waardoor vooral het aantal grutto’s en kieviten afneemt. Er wordt nu opnieuw ingegrepen in deze natuur door rond de natuurgebieden schrikdraad met ingegraven vlechtwerken tegen de vos te spannen. De natuur gaat toch zijn eigen gang, of de ontwerper dat nu wil of niet.

Deze gebeurtenissen stoppen niet bij de Nederlands-Vlaamse grens.

Ir W.B.P.M. Lases.

1 Projectontwikkeling van tekentafelnatuur door natuurorganisaties en groene landschapsbureaus op kosten van de overheid (de belastingbetaler), zonder rekening te houden met bestaande waarden. In het onderhavige geval is zelfs de natuurafdeling van het ministerie projectontwikkelaar.